Een cardiomyopathie (CMP) is een aandoening van het myocard waarbij de hartspier structureel en functioneel abnormaal is zonder dat dit verklaard kan worden door onderliggend coronair lijden, arteriële hypertensie, kleplijden of een aangeboren hartziekte. Patiënten met een CMP kunnen echter wel tegelijk ook coronair lijden, arteriële hypertensie, kleplijden of een aangeboren hartziekte hebben.
Een cardiomyopathie kan familiaal voorkomen door genetische defecten of kan verworven zijn. Volgens de structurele cardiale afwijkingen bestaan er verschillende klinische beelden of fenotypes. Eenzelfde fenotype kan soms door verschillende oorzaken ontstaan.
Om tot de diagnose te komen, dienen alle patiënten met een vermoedelijke of bevestigde cardiomyopathie uitvoerig onderzocht te worden cardiaal met inbegrip van klinische evaluatie, een analyse van de familiestamboom, ECG, ritmemonitoring, laboratoriumtests en multimodale beeldvorming (echocardiografisch, MRI van het hart,…).
Zie diagnostische oppuntstelling.
Eenmaal tot een diagnose is gekomen, zal een diagnose- en patiënt-specifieke aanpak moeten worden voorzien. Een te gedetailleerde bespreking van al deze aspecten ligt buiten het bestek van deze website . De behandelende cardioloog zal de patiënt, de familie en de andere behandelende artsen hierover voldoende informeren.
We geven nog klinisch relevante, specifieke aandachtspunten mee betreffende de meest voorkomende cardiomyopathieën:
Op basis van morfologische en functionele kenmerken van het myocard, worden 5 fenotypes van cardiomyopathieën beschreven:
Een niet verdikte, normotrofe hartspier met een gedilateerd LV (diameter eind-diastolisch > 50 mm) veroorzaakt een verminderde contractie van het myocard met meestal een beeld van hartfalen met mild gereduceerde of gereduceerde LVEF (HFmrEF of HFrEF).
Een niet verdikte, normotrofe hartspier met regionale of diffuse hypokinesie van het LV, maar zonder dilatatie van het LV, met verhoogd risico op ventriculaire ritmestoornissen en meestal een beeld van hartfalen met mild gereduceerde of gereduceerde LVEF (HFmrEF of HFrEF).
Dilatatie en/of dysfunctie van het rechter ventrikel (RV) met verhoogd risico op ventriculaire ritmestoornissen en/of rechter hartfalen. Soms kan er biventriculaire aantasting zijn met ook LV dysfunctie.
Een niet verdikte, normotrofe en niet gedilateerde hartspier met een normale systolische contractiliteit en een beeld van hartfalen met bewaarde LVEF (HFpEF). Klassiek wordt dit veroorzaakt door een verstijfd endocard.
Cardiale amyloïdose is een infiltratieve cardiomyopathie en wordt gekenmerkt door de extracellulaire afzetting van verkeerd gevouwen eiwitten in het myocard. Deze eiwitten klitten samen tot onoplosbare amyloïd fibrillen. Dit veroorzaakt verdikking en verstijving van het myocard met een beeld van een diffuse, concentrisch hypertrofe cardiomyopathie.
Vroeger werd deze ziekte als zeldzaam beschouwd, maar de laatste jaren wordt cardiale amyloïdose toch veel frequenter gediagnosticeerd en is het een steeds belangrijkere oorzaak van hartfalen met bewaarde LVEF (HFpEF).
Het is zeer belangrijk dat de diagnose in een zo vroeg mogelijk stadium gesteld wordt om snelle behandeling van de oorzaak mogelijk te maken en verdere ziekteprogressie af te remmen. Soms wordt op een botscan die voor een andere indicatie werd gedaan toevallig een beeld verdacht voor cardiale amyloïdose gezien. Deze patiënten moeten dan snel verwezen worden voor verdere diagnostiek en therapie.
Amyloïdose kan door verschillende soorten eiwitten veroorzaakt worden met onderliggend verschillende ziekteprocessen waardoor deze eiwitten ontstaan.
De 2 meest frequente en klinisch belangrijkste vormen zijn:
Eiwit dat neerslaat als amyloïd :
Ook bij jongere patiënten.
Slechte prognose met snelle progressie zonder correcte diagnose en therapie.
Onder andere :