Menu
Menu
Menu
Menu

Kleplijden

Zoekresultaten

Kleplijden

Zoekresultaten

Aortaklepstenose

De aortaklep kan bij ouder worden degeneratie gaan vertonen met toenemende verkalking en verdikking van de klepbladjes. Een lichte vorm wordt sclerose genoemd. Dit kan evolueren naar een verminderde opening van de aortaklep en uiteindelijk een ernstige aortaklepstenose (AS) als de oppervlakte van de opening van de klep (AVA) daalt < 1,0 cm2.

Aortaklepstenose kan zowel de oorzaak van hartfalen zijn als er toe bijdragen. Aanvankelijk veroorzaakt dit een beeld van HFpEF met linker ventrikelhypertrofie. Bij verdere deterioratie zal het linker ventrikel falen en evolueren naar HFrEF.

Interventie is aangewezen bij een symptomatische patiënt met een ernstige aortastenose, onafhankelijk van de ejectiefractie.

Alle beslissingen hieromtrent dienen te worden genomen in het Heart Team.

De therapeutische opties zijn:

1. PTAV (percutane transluminele aortaklepvalvuloplastie): ballondilatatie. Enkel als brug naar definitieve interventie of als palliatie in gevorderd hartfalen.

2. Heelkundige aortaklepvervanging, zo mogelijk minimaal invasief via ministernotomie of rechter anterior thoracotomie (RAT).

  • Deze operatie geniet de voorkeur bij patiënten < 75 jaar met een laag operatief risico. Er zijn 2 types kunstkleppen:
      • Een bioprothese:
        • Meest gebruikt.
        • Nadien chronische bloedverdunning met een lage dosis aspirine.
        • Na meerdere jaren kan er snellere degeneratie en terug dysfunctie van de klepprothese optreden.
      • Een mechanische (metalen) prothese:
        • Alleen maar bij jonge patiënten < 55-60 jaar gebruikt.
        • Normaal treedt er geen degeneratie van de klep op.
        • Nadien is er wel levenslang verder een strikte indicatie voor bloedverdunning met orale anticoagulantia (coumarines, bv. warfarine) ter preventie van klepthrombose.
        • DOAC zijn bij deze patiënten gecontraïndiceerd !!

3. Percutane aortaklepvervanging (TAVI). De aortaklepbioprothese wordt via arteria femoralis ingebracht en opgeschoven tot in de aortapositie waar de klep ontplooid wordt. Deze interventie geniet meer en meer de voorkeur bij patiënten > 75 jaar en/of bij een verhoogd operatief risico.  Nadien is er een indicatie voor bloedverdunning met chronisch lage dosis aspirine.

Mitralisklepinsufficiëntie

Bij mitralisklepinsufficiëntie (MI) lekt een deel van de inhoud van het linker ventrikel tijdens de systole terug naar linker atrium en de longen. Mitralisklepinsufficiëntie kan zowel de oorzaak zijn van hartfalen als er toe bijdragen.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • Primaire (organische) mitralisklepinsufficiëntie:
    • De kleplek wordt veroorzaakt door een abnormaliteit van de klep zelf.
    • Indien ernstig en symptomatisch, is ingreep aangewezen. Bij voorkeur chirurgisch klepherstel (mitralisklepplastie) en zo niet mogelijk mitralisklepvervanging.
  • Er zijn 2 types kunstkleppen:
      • Een bioprothese:
        • Meest gebruikt.
        • Nadien chronische bloedverdunning met een lage dosis aspirine.
        • Na meerdere jaren kan er snellere degeneratie en terug dysfunctie van de klepprothese optreden.
      • Een mechanische (metalen) prothese:
        • Alleen maar bij jonge patiënten < 55-60 jaar gebruikt.
        • Normaal treedt er geen degeneratie van de klep op.
        • Nadien is er wel levenslang verder een strikte indicatie voor bloedverdunning met orale anticoagulantia (coumarines, bv. warfarine) ter preventie van klepthrombose.
        • DOAC zijn bij deze patiënten gecontraïndiceerd !!
  • Secundaire (functionele) mitralisklepinsufficiëntie:
    • De kleplek wordt veroorzaakt door een abnormaliteit van het linker ventrikel.
    • De vraag of een interventie kan helpen is moeilijker dan bij primaire MI.
    • Als eerste stap moet de patiënt altijd optimaal medicamenteus behandeld worden gedurende een paar maanden met diuretica en andere hartfalenbehandelingen. Indien geïndiceerd moet er ook een CRT device geïmplanteerd worden.
    • Indien er coronaire revascularisatie noodzakelijk is, wordt best gekozen voor CABG + mitralisklepherstel.
    • Indien er geen coronaire revascularisatie noodzakelijk is en een ernstige mitralisklepinsufficiëntie persisteert, kan geopteerd worden voor:
      • heelkundig mitralisklepherstel: in geval van een laag operatief risico.
      • percutaan mitralisklepherstel (edge-to-edge repair met MITRAclip): in geval van een hoger operatief risico en wanneer patiënt aan de volgende criteria voldoet (de COAPT criteria):
        • Geschikte anatomie van de mitralisklep.
        • LVEF 20-50%.
        • LV eind-systolische diameter (LVEDD) ≤ 70 mm.
        • Pulmonale arteriële druk (PAP) ≤ 70 mmHg systolisch.
        • Afwezigheid van ernstige RV dysfunctie en/of TI.
        • Hemodynamische stabiliteit.

Alle therapeutische beslissingen dienen te worden genomen in het Heart Team.

Tricuspidalisklepinsufficiëntie

Bij tricuspidalisklepinsufficiëntie (TI) lekt een deel van de inhoud van het rechter ventrikel tijdens de systole terug naar het rechter atrium en de veneuze circulatie (veneuze congestie).

Tricuspidalisklepinsufficiëntie kan zowel de oorzaak zijn van hartfalen als er toe bijdragen. 

De vraag of een interventie nodig en nuttig is, blijft vaak moeilijk te beantwoorden. 

  • Als eerste stap moet de patiënt altijd optimaal medicamenteus behandeld worden gedurende een paar maanden met diuretica en andere hartfalenbehandelingen. Indien geïndiceerd moet er ook een CRT device geïmplanteerd worden.
  • Soms blijft er nadien nog steeds een matige tot ernstige tricuspidalisklepinsufficiëntie aanwezig. Dan zijn er deze opties:
    • Indien de patiënt sowieso linkszijdige cardiale chirurgie moet ondergaan (CABG of een andere klepoperatie), wordt peroperatief best ook een herstel van de tricuspidalisklep gedaan (plastie).
    • Indien de patiënt geen indicatie heeft voor andere cardiale chirurgie, kan in geselecteerde gevallen toch een van deze interventies overwogen worden:
      • Geïsoleerde heelkundige tricuspidalisklepplastie (eventueel minimaal invasief). De postoperatieve resultaten en outcome zijn hierna niet altijd even goed.
      • Meer en meer wordt bij deze patiënten soms gekozen voor een nieuwere percutane techniek (bijvoorbeeld met een TriClip).

Alle therapeutische beslissingen dienen te worden genomen in het Heart Team.

crossmenuchevron-right-circle