Deze therapie wordt liefst niet afgebouwd of gestopt zolang er geen symptomatische hypotensie is en zolang de nierfunctie aanvaardbaar blijft (met een GFR ≥ 30 ml/min). Indien een reële hyperkaliëmie met twee verschillende bloedcontroles wordt bevestigd, wordt er best overlegd met de behandelende cardioloog / nefroloog om een perorale kaliumbinder te associëren. Deze medicamenten binden het kalium uit de voeding in de darm, waardoor dit niet meer opgenomen wordt in het lichaam, maar terug uitgescheiden wordt met de stoelgang. Er zijn momenteel 3 perorale kaliumbinders beschikbaar, waarvan er in België twee terugbetaald zijn specifiek bij hartfalen, namelijk natriumzirkoniumcyclosilicaat en patiromer.
Naarmate hyperkaliëmie ernstiger wordt > 6.0 mmol/l, kunnen er veranderingen van het ECG ontstaan:
Bij elke onverklaarde bradycardie, AV-blok of reanimatie moet er aan ernstige hyperkaliëmie als oorzaak gedacht worden.