Bij twijfel: telefonisch overleg met de cardioloog en/of de hartfalenverpleegkundige.
De patiënt moet gehospitaliseerd worden bij:
- Respiratoire distress (tachypnoe, zweten, desaturatie, orthopnoe,…)
- Uitgesproken vochtretentie en oedemen
- Blijvende vochtretentie ondanks hoge dosis diuretica (bumetanide > 5 mg per dag per os)
- Arteriële hypotensie < 100 mmHg systolisch (die voordien niet aanwezig was), zeker bij symptomen en/of bij vermoeden van shock
- Ongecontroleerde arteriële hypertensie > 160 mmHg systolisch
- Vermoeden van een acuut coronair syndroom, een nieuwe hartritmestoornis,...
- Progressieve nierinsufficiëntie (GFR < 30 ml/min) en blijvende vochtretentie
- Ernstige ionenstoornissen na verhoging van diuretica
Ambulante behandeling kan geprobeerd worden indien de klinische toestand dit toelaat. Bijvoorbeeld indien er alleen dyspnoe is bij wandelen en niet in rust met stabiele vitale parameters en maar lichte gewichtstoename en oedemen...
Herevaluatie via de raadpleging cardiologie is meestal op korte termijn aangewezen, zeker bij een nieuwe diagnose van hartfalen, bij twijfel over de vullingsstatus of bij onvoldoende effect op dosisverhoging van de diuretica.
- Te veel vochtinname? Overloop met patiënt de vochtinname per dag (inclusief alle dranken, koffie, soep, thee, …): deze zou niet meer dan 1,5 liter per dag mogen bedragen.
- Maak een ECG om tekens van nieuwe cardiale ischemie of een nieuw hartritmestoornis uit te sluiten.
- Indien er geen hospitalisatie nodig lijkt, wordt er best een bloedafname gedaan met onder andere controle van infectieparameters (CRP), complet (rode en witte bloedcellen), nierfunctie, ionogram, levertesten, schildklierfunctie.
Bij onverklaarde dyspnoe zonder klinisch duidelijk hartdecompensatie, kan een bepaling van NT-proBNP en van de D-dimeren helpen in de differentiële diagnose van dyspnoe.
Meestal wordt deze best zoveel mogelijk onveranderd verder gezet.
In bepaalde omstandigheden kan het toch nodig zijn om de volgende behandelingen tijdelijk te stoppen of in dosis te halveren. Na stabilisatie moet zodra mogelijk geprobeerd worden om de dosis terug op te titreren naar de streefdosis of de maximaal getolereerde dosis. Deze omstandigheden zijn:
- Hypotensie
- Bradycardie
- Nierinsufficiëntie
- Hyperkaliëmie