Menu
Menu
Menu
Menu

Therapie met implanteerbare devices ICD, CRT, LBBA Pacing

Zoekresultaten

Therapie met implanteerbare devices ICD, CRT, LBBA Pacing

Zoekresultaten

Terminologie

  • ICD = implantable cardioverter – defibrillator
  • CRT = cardiale resynchronisatie therapie
  • CRT-P = cardiale resynchronisatie therapie met alleen pacemakerfunctie
  • CRT-D = cardiale resynchronisatie therapie met ook defibrillator functie (mogelijkheid tot elektrische anti- tachytherapie (antitachypacing en/of defibrillatie) bij persisterende ventriculaire aritmieën)
  • LBTB = linker bundeltakblok
  • LBBA pacing = linker bundeltak area pacing (conductiepacemaker)
  • VT/VF = ventriculaire tachycardie/ ventrikelfibrillatie
  • SVT = supraventriculaire tachycardie
  • RA = rechter atrium
  • RV = rechter ventrikel
  • LV = linker ventrikel

Werkingsmechanisme

CRT :

Verbetering van de functie van het LV door resynchronisatie van de elektrische activatie van alle segmenten van het myocard in het LV.

  • Bij bepaalde patiënten met hartfalen is er een belangrijke vertraging van de elektrische doorgeleiding in het LV. Dit uit zich door een bundeltakblok (QRS > 120 ms). Vooral bij een linker bundeltakblok veroorzaakt dit asynchrone contractie van het LV met een vroege, zwakke contractie van het septum en een latere contractie van de laterale wand. Doordat deze segmenten niet simultaan (synchroon) contraheren, gaat veel energie verloren en daalt de pompfunctie van het LV met progressieve LV dilatatie en daling van de LVEF.
  • Bij CRT worden meestal 3 leads geïmplanteerd (één in het RA, één in het RV en één extra lead naar de posterolaterale wand van het LV via de sinus coronarius). Door pacing op RV en LV leads wordt simultane (synchrone) activatie en contractie van alle segmenten van het LV nagestreefd. Hierdoor stijgt bij goede responders het hartdebiet en de pompfunctie (afname van het volume van het LV en verbetering van de LVEF).
  • Als de CRT implantatie niet succesvol is, kan een LBB pacemaker of conductiepacemaker als alternatief geplaatst worden. Door pacing in de linker bundeltak in het interventriculaire septum gebeurt de elektrische activatie van het LV sneller met ook een smaller QRS en minder LV dyssynchronie. Het is echter nog niet bewezen of de resultaten op lange therapie evenwaardig zijn aan de effecten van CRT bij HFrEF.

 

CRT-D device met 3 leads: 1. Rechter atrium, 2. Rechter ventrikel, 3. Linker ventrikel (via de sinus coronarius).
CRT-D device met 3 leads: 1. Rechter atrium, 2. Rechter ventrikel, 3. Linker ventrikel (via de sinus coronarius).
CRT-D device met 2 leads: 1. Rechter atrium: alleen sensing (in de RV lead), 2. Rechter ventrikel, 3. Linker ventrikel (heelkundig epicardiaal geplaatst).
CRT-D device met 2 leads: 1. Rechter atrium: alleen sensing (in de RV lead), 2. Rechter ventrikel, 3. Linker ventrikel (heelkundig epicardiaal geplaatst).

ICD:

Preventie van plotse dood door automatische snelle detectie en poging tot terminatie van ventriculaire aritmieën (VT/VF) met een inwendige elektrische shock. Bij bradycardie zal een ICD het hart stimuleren zoals een pacemaker.

  • VVI-ICD: Er wordt maar 1 shocklead geïmplanteerd in het RV.
  • DDD-ICD: Er worden 2 leads geïmplanteerd. Een in het RA en een in het RV. Door de atriale lead is atriale pacing en betere detectie van VKF mogelijk. Hierdoor is er ook betere discriminatie tussen SVT en VT mogelijk.
  • S-ICD, subcutane ICD: het toestel en de shocklead worden volledig extravasculair (subcutaan) geïmplanteerd.
VVI-ICD. Er is maar 1 lead tot in het rechter ventrikel. Het verdikte, dense deel van de lead is de coil waarlangs een shock kan gegeven bij een significante tachycardie.
VVI-ICD. Er is maar 1 lead tot in het rechter ventrikel. Het verdikte, dense deel van de lead is de coil waarlangs een shock kan gegeven bij een significante tachycardie.

Te verwachten gunstige effecten bij hartfalen

CRT :

  • Stijging van het hartdebiet en hemodynamische verbetering. Stijging van de LVEF.
  • Reductie van orthosympathische activiteit.
  • Reductie van RAAS-activatie.
  • Reductie van hartritmestoornissen en plotse dood (zelfs zonder ICD functie) onder andere door verbetering van de LV functie. Bij een betere LVEF is er een lager risico op VT of VF. Tevens voorkomt CRT-pacing symptomatische bradycardie en sinusarresten of asystolie.

ICD:

  • Reductie van plotse dood door hartritmestoornissen.
  • Een ICD heeft geen effect op de hartfunctie en dus ook geen effect op de symptomen van hartfalen of op hospitalisaties voor hartfalen.

Bewezen effecten

CRT :

Trials: MIRACLE, COMPANION, CARE-HF, REVERSE, MADIT-CRT, RAFT

  • Reductie van all-cause en cardiovasculaire mortaliteit
  • Reductie van hospitalisaties voor hartfalen
  • Afname van symptomen en verbetering van de quality of life
  • Reductie van ritmestoornissen en plotse dood
  • Verbetering van de LVEF

ICD:

Trials: MADIT, MADIT-II, DEFINITE, SCD-HeFT

  • Reductie all-cause en cardiovasculaire mortaliteit, vooral bij patiënten met HFrEF door een ischemische cardiomyopathie en met weinig symptomen (NYHA II).

Indicaties

CRT :

HFrEF met een LVEF ≤ 35 % en symptomatisch hartfalen (NYHA II of III) ondanks optimale medicamenteuze behandeling en een van de volgende situaties:

Er is een strikte indicatie voor CRT als ook:

  • Linker bundeltakblok (LBTB) met QRS ≥ 150 ms en sinusritme.
  • Pacemakerindicatie omwille van AV-blok, waarbij een hoog ventriculair pacing percentage verwacht wordt.

CRT is ook sterk te overwegen als ook:

  • LBTB met QRS 130-149 ms en sinusritme.
  • Rechter of aspecifiek bundeltakblok met QRS ≥ 150 ms en sinusritme.
  • Progressief HFrEF na implantatie van een klassieke pacemaker door een hoog percentage RV pacing. Dit is dan een upgrade van een pacemaker naar een CRT.

Bij patiënten met VKF als onderliggend hartritme zijn de resultaten met CRT minder overtuigend. Indien het QRS ≥ 150 ms is en zeker als het QRS een linker bundeltakblok morfologie heeft, wordt toch best CRT geprobeerd, mits maximale farmacologische blokkade van de atrioventriculaire doorgeleiding om een zo hoog ventriculair pacing percentage te bekomen. Indien dit farmacologisch niet lukt (met bèta-blokker, digoxine, amiodarone), kan een Hiss-bundelablatie gedaan worden.

ICD:

Secundaire preventie van plotse dood:

Dit is preventie van plotse dood na reeds een doorgemaakt event van:

1) Overleving ‘sudden cardiac death' (SCD) door VT of VF na een succesvolle reanimatie, indien NIET uitgelokt door een acuut myocardinfarct of door een reversibele oorzaak (elektrolytenstoornis, geneesmiddelen, trauma).
 
2) Syncope of abrupte presyncope + spontane gedocumenteerde non-sustained of sustained VT  met:
  • met onderliggend structureel hartlijden
  • zonder onderliggend structureel hartlijden, maar niet geschikt voor andere therapie (expliciet de reden te vermelden waarom medicatie of ablatie niet mogelijk is).
3) Syncope zonder gedocumenteerde tachy-aritmie bij patiënt met structureel hartlijden + induceerbare sustained VT/VF tijdens EFO.
 

Primaire preventie van plotse dood:

Dit is een preventieve implantatie van een ICD zonder dat er vooraf ooit een event of ernstige ventriculaire ritmestoornis werd gedocumenteerd bij een patiënt met een onderliggend chronisch ernstig hartlijden met een verhoogd risico op plotse dood, zoals een:

  • Ischemische cardiomyopathie, zonder revasculariseerbare ischemie, minstens 40 dagen na een acuut hartinfarct of meer dan 3 maanden na succesvolle revascularisatie en blijvend een:
    • LVEF ≤ 30 % + NYHA-klasse I
    • LVEF ≤ 35 % + NYHA-klasse II of III
    • LVEF ≤ 40 % + spontane non-sustained VT + induceerbare sustained VT/VF tijdens EFO
  • Niet-ischemische cardiomyopathie met LVEF ≤ 35 % + NYHA klasse II - III ondanks optimale hartfalen therapie gedurende meer dan 3 maanden. De prognostische voordelen zijn minder groot dan bij patiënten met een ischemische cardiomyopathie.
  • Familiale of genetische aandoening met een gekend geassocieerd risico op ventriculaire aritmieën, en een verhoogd risico op plotse dood voor de patiënt in kwestie op basis van internationaal aanvaarde risicostratificatie (lang QT syndroom, Brugada syndroom, hypertrofische cardiomyopathie, aritmogene rechter ventrikel dysplasie,...).

En een verwachte levensverwachting van meer dan 1 jaar in een goede algemene, functionele toestand.

Contra-indicaties

CRT :

Er mag geen CRT geïmplanteerd worden bij:

  • een QRS duur < 130 ms, als er geen AV-blok is en er dus nog weinig ventriculaire pacing verwacht wordt.

ICD:

Er mag geen ICD geïmplanteerd worden bij:

  • een nieuwe, recente diagnose van HFrEF met maar optimale therapie gedurende minder dan 3 tot 6 maanden. Met optimale behandeling kan de LV functie namelijk terug verbeteren, waardoor de nood aan preventie van plotse dood na enkele maanden terug kan verdwenen zijn en de ICD dus zinloos wordt. (zie reversibele oorzaken van hartfalen)
  • hartfalen door een recent hartinfarct < 40 dagen geleden.
  • een verwachte levensverwachting < 1 jaar door co-morbiditeit.
  • een slechte algemene en functionele toestand.
  • gevorderd hartfalen, NYHA klasse IV, refractair aan therapie, tenzij de patiënt nog een kandidaat is voor een LVAD of harttransplantatie.
  • VT storm, refractair aan therapie.
  • significante psychiatrische aandoeningen die kunnen verergeren door het inplanten van een toestel of die een systematische follow-up in de weg zouden kunnen staan.
  • terminale nierinsufficiëntie en dialyse. Een ICD heeft in deze setting nooit een voordeel op mortaliteit kunnen aantonen.

Rijgeschiktheid na implantatie van een device in België

PACEMAKER (OOK CRT-P OF CONDUCTIEPACEMAKER)

  • groep 1 (A3, A, B, B+E) max. rijgeschikt voor 3 jaar: (KB 3/2011)
    • Nieuwe implantatie: 1 maand rijongeschikt
    • PM-batterijvervanging: onmiddellijk rijgeschikt
    • PM-leadvervanging: 1 maand rijongeschikt
  • groep 2 (C, C+E, D, D+E) max. rijgeschikt voor 1 jaar: (KB 23 maart 1998)
    • Nieuwe implantatie: 3 maand rijongeschikt
    • PM-batterijvervanging: 2 weken rijongeschikt
    • PM-leadvervanging: 3 maand rijongeschikt

ICD:

  • groep 1 (A3, A, B, B+E) : (KB 3/2011)
    • Nieuwe implantatie: 1 maand rijongeschikt
    • batterijvervanging: onmiddellijk rijgeschikt
    • leadvervanging: 1 maand rijongeschikt
    • ICD-interventie (shock): 3 maanden rijongeschikt
  • groep 2 (C, C+E, D, D+E) : definitief rijongeschikt
crossmenuchevron-right-circle