MRI onderzoeken waren vroeger verboden bij patiënten met pacemakers of defibrillatoren. De huidige devices (geïmplanteerd na 2010-2013) zijn normaal MRI-compatibel. Dit moet steeds gecontroleerd worden bij het plannen van een MRI onderzoek. Bij devices die langer geleden geïmplanteerd werden kan er ondanks een recentere batterijvervanging toch MRI incompatibiliteit blijven omwille van nog oudere, niet MRI compatibele leads.
Ondanks de potentiële interferentie van het magnetisch veld van de MRI met het device, is in vele gevallen het uitvoeren van een MRI toch mogelijk mits het in acht nemen van voorzorgsmaatregelen.
Door de scattering van het device zelf zal een MRI van structuren in de borstkas sowieso minder kwalitatieve beelden geven.
Het theoretische risico van een MRI onderzoek bij een patiënt met een device is:
- het uitlokken van een herprogrammatie van het device.
- de inductie van stromen in de leads met opwarming en potentieel perforatie van de lead tip. Dit laatste treedt vooral op bij oude, niet meer functionele leads (die niet meer met het device verbonden zijn).
Het nut van de MRI moet steeds worden afgewogen tegen het potentiële risico.
Moderne MRI compatibele devices worden voorafgaand aan de MRI in een MRI compatibele modus geprogrammeerd en nadien terug geprogrammeerd naar de oorspronkelijke instellingen.
Ook bij niet MRI compatibele devices kan onder strikte voorwaarden een MRI scan gebeuren. Monitoring tijdens het onderzoek is aangewezen. Dit moet dan besproken worden met de behandelende radioloog en cardioloog / elektrofysioloog.