Menu
Menu
Menu
Menu

Acuut versus chronich hartfalen

Zoekresultaten

Acuut versus chronich hartfalen

Zoekresultaten

Hartfalen is meestal een chronische aandoening (zie figuur). Het ziekteverloop wordt gekenmerkt door periodes van verslechtering van de klinische toestand (acuut hartfalen (AHF), hartdecompensatie).

Na correcte behandeling (recompensatie) kan er verbetering en stabilisatie van de klinische toestand optreden. De patiënt voelt zich weer veel beter, maar het hartfalen blijft onderliggend aanwezig: chronisch hartfalen (CHF).

Meestal wordt de diagnose van hartfalen gesteld bij een episode van acuut hartfalen, al dan niet met een hospitalisatie. Patiënten met chronisch hartfalen kunnen door verschillende uitlokkende factoren geleidelijk of soms snel terug evolueren naar acuut hartfalen.

Acuut Hartfalen

Acuut hartfalen verwijst naar het snel of geleidelijk optreden van symptomen en/of tekenen van hartfalen, ernstig genoeg voor de patiënt om dringende medische hulp te zoeken en meestal leidend tot een ongeplande ziekenhuisopname.

Bij acuut hartfalen zal door dysfunctie van het myocard en bepaalde uitlokkende factoren de druk in het linker ventrikel gaan stijgen en ontstaat toenemende zout- (natriumchloride) en waterretentie via de nieren.

Dit veroorzaakt toenemende kortademigheid (door stuwing in de longen) en tekens van overmatige waterretentie (congestie): oedemen, pleuravocht, ascites.

Acuut hartfalen kan een medische urgentie zijn met risico op hypoxie, cardiale ischemie, cardiale aritmie en (meer zeldzaam) veralgemeende hypoperfusie (cardiogene shock) en overlijden.

Patiënten met acuut hartfalen hebben dringend een medische evaluatie nodig voor ondersteuning en een snelle start of intensivering van de behandeling, inclusief verdere diagnostische oppuntstelling van het hartfalen. Een snelle, correcte diagnose en behandeling zijn cruciaal om klinische deterioratie (opname op intensieve zorgen, mechanische beademing, reanimatie of overlijden) te vermijden.

Acuut hartfalen is een belangrijke oorzaak van ziekenhuisopnames bij personen ouder dan 65 jaar en gaat gepaard met hoog sterftecijfer en hoge heropname cijfers. De mortaliteit tijdens een hospitalisatie varieert tussen de 4% en 10%. Een jaar na een hospitalisatie voor acuut hartfalen zijn 25 tot 30% van de patiënten overleden.

Acuut hartfalen kan de eerste manifestatie zijn van een nieuwe diagnose van hartfalen of kan het gevolg zijn van een acute decompensatie van reeds gekend chronisch hartfalen.

Uitlokkende factoren

Vaak lokken specifieke extrinsieke factoren de episode van acuut hartfalen uit bij patiënten met een reeds bestaande dysfunctie van het hart (zie tabel).

Klinische presentaties van acuut hartfalen

De klinische ernst en verblijfsduur in hospitaal worden bepaald door het complexe samenspel van verschillende factoren als de ernst bij presentatie van het acuut hartfalen, het onderliggend cardiaal lijden en de comorbiditeiten van de patiënt.

Er worden vier belangrijke klinische presentaties beschreven van acuut hartfalen, met mogelijk overlap. Deze klinische beelden zijn voornamelijk gebaseerd op de aanwezigheid van tekenen van pulmonale congestie en/of perifere oedemen en/of hypoperfusie.

Afhankelijk van de klinische presentatie zal de behandeling verschillen. Bij acuut hartfalen is de behandeling meestal gebaseerd op de klinische tekenen, vitale parameters (bloeddruk, hartfrequentie, zuurstofsaturatie, ademhalingsfrequentie,...) en biochemische parameters (nierfunctie, ionogram,...) en niet zozeer op de LVEF.

Chronisch hartfalen

Na stabilisatie van de klinische status en verdwijnen van de tekens van congestie, zal de patiënt zich meestal veel beter voelen. Onderliggend blijft de dysfunctie van het myocard echter aanwezig met evolutie naar chronisch hartfalen (CHF). Afhankelijk van de oorzaak van het hartfalen kan de hartfunctie na correcte behandeling van de oorzaak, optimale hartfalen therapie en tijd (maanden) terug gedeeltelijk verbeteren of zelfs volledig normaliseren (zie reversibele versus niet-reversibele oorzaken van hartfalen).

Het verloop van chronisch hartfalen is dynamisch met episodes van klinische stabiliteit en episodes van hartdecompensatie. Tal van uitlokkende factoren of triggers kunnen dit evenwicht verstoren en aanleiding geven tot stijging van de druk in het hart en/of vochtretentie (hartdecompensatie of acuut hartfalen), al of niet met nood aan een ziekenhuisopname.

Zonder goede behandeling is de prognose voor patiënten met hartfalen vaak slecht door progressieve deterioratie van de hartfunctie met episodes van toegenomen dyspnoe en vochtretentie (hartdecompensatie), aritmieën en multi-orgaanaantasting (nierinsufficiëntie, levercirrose en ascites, deconditionering en cardiale cachexie,…). Dit leidt tot verlies aan functionaliteit en van de kwaliteit van leven, herhaalde ziekenhuisopnames (met hoge kosten voor de maatschappij) en mortaliteit.

Met een optimaal beleid worden deze patiënten behandeld met medicatie en implanteerbare devices. In tegenstelling tot bij acuut hartfalen verschilt de optimale behandeling wel volgens de indeling volgens LVEF (HFrEF, HFmrEF, HFpEF).

Met een optimaal beleid wordt gestreefd naar:

  • een zo optimaal mogelijke symptoomcontrole, liefst zonder vochtretentie (euvolemie) met stabiele vitale parameters (gewicht, bloeddruk en hartfre - quentie).
  • een zo optimaal mogelijke kwaliteit van leven.
  • verbeteren van de prognose:
    • preventie van progressief hartfalen en episodes van hartdecompensatie en ziekenhuisopnames.
    • verbeteren van de levensverwachting met preventie van overlijden door progressief hartfalen of door
    • plotse dood (door cardiale aritmieën).

Beginnende hartdecompensatie kan zich uiten door verandering van symptomen, gewicht, bloeddruk en/of hartfrequentie. De opvolging van deze parameters in de thuissituatie en tijdige detectie van veranderingen van deze parameters, kan leiden tot tijdige aanpassingen van de therapie, waardoor soms verdere deterioratie en ziekenhuisopnames voorkomen kunnen worden.

Dit toont het belang van een goede, gestructureerde en kwalitatieve, chronische opvolging van deze patiënten door de patiënt en zijn omgeving zelf, de cardioloog, de huisarts, thuisverpleegkundige, apotheker, kinesitherapeut,... Met dit zorgpad wordt hiervoor een leidraad aangeboden.

crossmenu