Menu
Menu
Menu
Menu

Opvolging na de diagnose van hartfalen: aandachtspunten als patiënt

Zoekresultaten

Opvolging na de diagnose van hartfalen: aandachtspunten als patiënt

Zoekresultaten

1. Regelmatige controles

De artsen zullen op regelmatige tijdstippen een controle op de raadpleging voorstellen. Om je hartfalen stabiel te houden is het belangrijk dat je jezelf goed verzorgd en laat volgen door zorgverleners:

  • Zorg ervoor dat je geplande afspraken nakomt bij de cardioloog, de huisarts,  hartfalenverpleegkundige of anderen . Neem bij elke consultatie altijd je hartfalen dagboekje en een correcte medicatielijst mee. Als er wijzigingen van de medicatie zijn geweest, vergeet dan niet om deze aan te passen op de medicatielijst.
  • Aarzel niet om contact op te nemen met je behandelend arts en/of de hartfalenverpleegkundige als je problemen ervaart. 
  • Plan regelmatig bezoeken aan je huisarts, namelijk elke 3 maanden voor een herevaluatie en de verlenging van je medicatie. Controles worden best frequenter gepland als : 
    • je gezondheid slechter wordt
    • je meer klachten blijft hebben
    • er andere gezondheidsproblemen zijn, zoals een verminderde nierwerking of andere zaken.
  • Het is raadzaam om gemiddeld elke 6 maanden langs te gaan bij je cardioloog. Als je toestand stabiel is of na herstel van hartfalen, kan dit minder frequent zijn. Als je gezondheid achteruitgaat of als er andere gezondheidsproblemen zijn, zoals een verminderde nierwerking, kan de frequentie verhoogd worden naar elke 1 tot 4 maanden. Je behandelend cardioloog zal dit bepalen.
  • Na een ziekenhuisopname vanwege hartfalen is het belangrijk om vaker op controle te gaan bij de cardioloog en/of de huisarts tot je toestand gestabiliseerd is en tot je de optimale behandeling met medicatie hebt bereikt.
    Tijdens de opvolging zal er regelmatig een bloedafname moeten gebeuren, onder andere voor de opvolging van de nierfunctie en van de concentratie van bepaalde mineralen in het bloed (natrium, kalium). De nood tot een bloedcontrole zal bepaald worden door uw arts.

2. Op welke symptomen moet je letten?

Het is belangrijk om je bewust te zijn van de symptomen van hartfalen, zodat je tijdig kunt reageren en overleggen met uw arts, hartfalenverpleegkundige of andere zorgverleners.

De belangrijkste lichamelijke klachten bij hartfalen worden veroorzaakt door vochtophoping en een verminderde bloedstroom naar het lichaam. Vochtophoping in de longen zorgt voor meer kortademigheid. Vochtophoping en stuwing in de aders zorgen voor zwelling van de onderbenen of van de buik.

Als je één of meer van deze symptomen ervaart, aarzel dan niet om contact op te nemen met je arts, verpleegkundige of hartfalenverpleegkundige:

Volg je klachten op met deze symptoomkaart.

Het herkennen van uw symptomen of klachten van hartfalen is cruciaal om te begrijpen hoe u uw toestand zelf kunt beheersen of controleren en wanneer u extra overleg of hulp dient in te roepen.

3. Volgde deze parameters op: gewicht, bloeddruk en hartfrequentie

Deze parameters worden best genoteerd in het dagboekje dat door de behandelende arts werd gegeven of op een eigen boekje of blad indien er geen specifiek dagboekje beschikbaar is.

Gewicht

Je weegt jezelf best altijd op hetzelfde moment, namelijk :
  • 's ochtends bij het opstaan
  • na het toiletbezoek
  • en voor het aankleden, eten of drinken.
 
Bij hartfalen houdt het lichaam vaak zout en vocht op. Zo nodig wordt dan vochtafdrijvende medicatie voorgeschreven. Normaal wordt er een streefgewicht voorgesteld. Dit is het beste gewicht waarbij het lichaam niet te veel vocht ophoudt en ook niet uitgedroogd is. Het doel is dat je gewicht stabiel rond dit streefgewicht schommelt.  Dit streefgewicht kan echter veranderen over de tijd en moet regelmatig gecontroleerd en zo nodig aangepast worden. Het streefgewicht kan namelijk stijgen of dalen door gewichtsveranderingen door een veranderd eetpatroon (meer of minder eten) of andere ziekten, zonder dat er te veel of te weinig vocht is in het lichaam.
 
Daarnaast moet ook gestreefd worden naar een gezond gewicht, zonder zwaarlijvigheid (body mass index, BMI > 30 kg/m²), maar ook zonder ondergewicht (BMI < 20 kg/m²).
 

Hoe vaak wegen?

 
Bespreek dit best met uw arts.
  • Sommige patiënten wegen zich best dagelijks elke ochtend, onder andere:
    • na een recente hospitalisatie vanwege hartfalen.
    • als er dagelijks een hogere dosis van plasmedicatie (diuretica) genomen moet worden.
    • bij een bijkomende andere ziekte, bijvoorbeeld bij een infectie, braken, diarree,…
  • Soms kan zich 3 keer per week wegen volstaan, bijvoorbeeld bij een stabiele toestand en maar nood aan een lagere dosis plasmedicatie (bv. furosemide 40 mg per dag).
  • Soms kan zich 1 keer per week wegen volstaan, bijvoorbeeld bij een stabiele toestand en geen nood aan dagelijkse inname van plasmedicatie.

Hoe veranderingen in het gewicht interpreteren?

Het gewicht zal bij herhaalde metingen altijd van dag tot dag licht schommelen. Normale schommelingen van het gewicht bedragen minder dan 1 tot 2 kilogram, afhankelijk van je voedings- en vochtinname of toiletbezoeken op die dag.
 
Een verandering van het gewicht van 2 kilogram of meer wordt als belangrijk beschouwd, zeker als er 2 of meerdere dagen na elkaar een verder stijgend gewicht is. Dit bespreek je dan best met de (huis)arts of hartfalenverpleegkundige.
 
Hoe gewichtsveranderingen beoordelen?
  • Gewichtstoename:
    • Wanneer denken aan toenemend hartfalen met vochtophoping?
      • Een eerder snelle en 2 dagen na elkaar toenemende gewichtstoename meer dan 2 kg boven het streefgewicht.
      • Toename van kortademigheid.
      • Zwelling van de onderste ledematen.
      • Overleg dringend met uw arts: de plasmedicatie moet eventueel tijdelijk verhoogd worden.
        Dynamisch diureticagebruik: Soms geeft uw arts een schema mee waarbij de dosis van plasmedicatie moet aangepast worden volgens het gewicht.
        • Boven een bepaald gewicht moet dan tijdelijk een hogere dosis plasmedicatie genomen worden of moet een paar dagen een bijkomend ander vochtafdrijvend geneesmiddel genomen worden tot het gewicht terug gedaald is naar het streefgewicht. De therapie kan dan weer verminderd worden naar het basisschema.
        • Onder een bepaald gewicht moet dan tijdelijk de dosis van de plasmedicatie verminderd worden tot het gewicht verhoogd is naar het streefgewicht. De therapie kan dan weer verhoogd worden naar het basisschema.
    • Wanneer is gewichtstoename eerder door gewichtsstijging door dieetfouten (te veel eten of ongezonde voeding) en/of minder bewegen?
      • Een eerder trage gewichtstoename over weken.
      • Geen toename van kortademigheid.
      • Geen zwelling van de onderste ledematen.
      • Plasmedicatie moet dan alleen maar verhoogd worden op advies van uw arts na een klinische evaluatie. Als de gewichtstoename niet het gevolg is van te veel vocht ophouden, mag de plasmedicatie niet zomaar verhoogd worden, omdat het onnodig verhogen van deze medicatie een lage bloeddruk en een achteruitgang van de nierfunctie kan veroorzaken. Vermagering moet dan nagestreefd worden door een gezonder dieet en meer fysische activiteit.
  • Ongewilde gewichtsafname bij een normaal eetpatroon:
    • Wanneer denken aan uitdroging door overmatig vochtverlies bijvoorbeeld door te veel vochtafdrijvende medicatie, braken, diarree,...)?
      • Gewichtsafname na verhogen van plasmedicatie of bij braken, diarree, niet kunnen eten of drinken,... of bij zeer warm weer in de zomer
      • Spierkrampen
      • Dorst en een droge mond
      • en/of een lage bloeddruk
      • Overleg dringend met uw arts: de plasmedicatie moet eventueel tijdelijk verminderd of gestopt worden. Er moet dan ook meer water gedronken worden.
    • Wanneer denken aan andere ziekten?
      • Onverklaarde gewichtsafname zonder recente aanpassing van medicatie en zonder bepaalde andere klachten
      • Geen spierkrampen
      • Geen toegenomen dorst of een droge mond
      • Onveranderde bloeddruk.
      • Bespreek dit met uw arts.

Bloeddruk

Overweeg de aankoop van een bloeddrukmeter voor thuisgebruik. Dit stelt je in staat om regelmatig je bloeddruk en hartfrequentie thuis zelf te meten en eventuele veranderingen sneller op te merken.
Het streefdoel is een bloeddruk lager dan 130/85 mmHg.

Een hogere bloeddruk is nadelig voor je hart omdat je hart dan tegen een hogere druk moet werken.

Bij patiënten met hartfalen met een verminderde pompfunctie van het hart wordt gestreefd naar de laagste bloeddruk die geen ongemakken veroorzaakt en een bovendruk van meer dan 90 mmHg. Een lage bloeddruk is dus geen probleem als er geen klachten zijn van duizeligheid bij rondlopen of vermoeidheid. Als je deze ongemakken wel voelt en thuis een bloeddruk meet van lager dan 100-110 mmHg, neem je best contact op met iemand van het zorgteam. Afbouw van bepaalde geneesmiddelen of andere maatregelen kunnen nodig zijn. Aanpassingen van de medicatie moeten altijd in overleg met uw arts gebeuren.

Hartfrequentie

Het streefdoel is een regelmatige hartslag rond 60 - 65 slagen per minuut.

Neem contact op met de arts bij een plotselinge verandering in de hartfrequentie. Bijvoorbeeld: als je hartslag normaal gesproken altijd rond 60 slagen per minuut is en plotseling bij controle 110 slagen per minuut blijkt, is het raadzaam om snel een evaluatie bij een arts met afname van een elektrocardiogram (ECG) te laten doen.

Een tragere hartslag die geen symptomen veroorzaakt, is meestal geen probleem. Als de hartfrequentie lager wordt dan 40-45 slagen per minuut, moet dit wel zeker besproken worden met uw arts en/of de hartfalenverpleegkundige. Bij symptomen van onwel worden of bewustzijnsverlies moet dit dringend gebeuren, eventueel via de spoedgevallendienst. Afbouw van bepaalde geneesmiddelen of andere maatregelen kunnen nodig zijn. Aanpassingen van de medicatie moeten altijd in overleg met uw arts gebeuren.

crossmenuchevron-right-circle