De artsen zullen op regelmatige tijdstippen een controle op de raadpleging voorstellen. Om je hartfalen stabiel te houden is het belangrijk dat je jezelf goed verzorgd en laat volgen door zorgverleners:
Het is belangrijk om je bewust te zijn van de symptomen van hartfalen, zodat je tijdig kunt reageren en overleggen met uw arts, hartfalenverpleegkundige of andere zorgverleners.
De belangrijkste lichamelijke klachten bij hartfalen worden veroorzaakt door vochtophoping en een verminderde bloedstroom naar het lichaam. Vochtophoping in de longen zorgt voor meer kortademigheid. Vochtophoping en stuwing in de aders zorgen voor zwelling van de onderbenen of van de buik.
Als je één of meer van deze symptomen ervaart, aarzel dan niet om contact op te nemen met je arts, verpleegkundige of hartfalenverpleegkundige:
Volg je klachten op met deze symptoomkaart.
Het herkennen van uw symptomen of klachten van hartfalen is cruciaal om te begrijpen hoe u uw toestand zelf kunt beheersen of controleren en wanneer u extra overleg of hulp dient in te roepen.
Deze parameters worden best genoteerd in het dagboekje dat door de behandelende arts werd gegeven of op een eigen boekje of blad indien er geen specifiek dagboekje beschikbaar is.
Overweeg de aankoop van een bloeddrukmeter voor thuisgebruik. Dit stelt je in staat om regelmatig je bloeddruk en hartfrequentie thuis zelf te meten en eventuele veranderingen sneller op te merken.
Het streefdoel is een bloeddruk lager dan 130/85 mmHg.
Een hogere bloeddruk is nadelig voor je hart omdat je hart dan tegen een hogere druk moet werken.
Bij patiënten met hartfalen met een verminderde pompfunctie van het hart wordt gestreefd naar de laagste bloeddruk die geen ongemakken veroorzaakt en een bovendruk van meer dan 90 mmHg. Een lage bloeddruk is dus geen probleem als er geen klachten zijn van duizeligheid bij rondlopen of vermoeidheid. Als je deze ongemakken wel voelt en thuis een bloeddruk meet van lager dan 100-110 mmHg, neem je best contact op met iemand van het zorgteam. Afbouw van bepaalde geneesmiddelen of andere maatregelen kunnen nodig zijn. Aanpassingen van de medicatie moeten altijd in overleg met uw arts gebeuren.
Het streefdoel is een regelmatige hartslag rond 60 - 65 slagen per minuut.
Neem contact op met de arts bij een plotselinge verandering in de hartfrequentie. Bijvoorbeeld: als je hartslag normaal gesproken altijd rond 60 slagen per minuut is en plotseling bij controle 110 slagen per minuut blijkt, is het raadzaam om snel een evaluatie bij een arts met afname van een elektrocardiogram (ECG) te laten doen.
Een tragere hartslag die geen symptomen veroorzaakt, is meestal geen probleem. Als de hartfrequentie lager wordt dan 40-45 slagen per minuut, moet dit wel zeker besproken worden met uw arts en/of de hartfalenverpleegkundige. Bij symptomen van onwel worden of bewustzijnsverlies moet dit dringend gebeuren, eventueel via de spoedgevallendienst. Afbouw van bepaalde geneesmiddelen of andere maatregelen kunnen nodig zijn. Aanpassingen van de medicatie moeten altijd in overleg met uw arts gebeuren.