Menu
Menu
Menu
Menu

Bij de diagnose van hartfalen moet altijd gezocht worden naar de oorzaak.

De volgende onderzoeken worden standaard uitgevoerd:

Uitgebreide anamnese en klinisch onderzoek
  • Medische voorgeschiedenis : cardiaal (bv. oud hartinfarct,...?) en niet-cardiaal (bv. oncologisch: vroegere chemotherapie?,...)
  • Cardiovasculaire risicofactoren
  • Familiale anamnese : navragen van bijvoorbeeld plotse dood, ICD, harttransplantatie, vroegtijdig coronair lijden, CVA, spierziekten,... in de familie
  • Medicatie
  • Middelengebruik : alcohol, drugs (cocaïne, amfetamines)
  • Reisanamnese
  • Obstetrische anamnese (zwangerschapshypertensie, diabetes, …)
Electrocardiogram (ECG)
  • Hartritme? Sinusaal ritme of aritmie: VKF, voorkamerflutter,... 
  • Geleidingsstoornissen? (AV blok , bundeltakblok, …)
  • Argumenten voor ischemisch hartlijden? (repolarisatiestoornissen)
  • Overige : criteria voor linker ventrikelhypertrofie, ….?
Uitgebreid bloedonderzoek
  • Complet (rode bloedcellen, witte bloedcellen + formule, trombocyten),  ijzerparameters (ferritine, transferrine saturatie), nierfunctie, leverfunctie, schildklierfunctie, nuchter lipidenprofiel, HbA1c
  • Bijkomende bloed- en urine onderzoeken:  op indicatie 
Transthoracale echocardiografie
  • Bepaling van de linker ventrikel ejectiefractie (LVEF) en de diastolische functie
  • Volume van het linker atrium : gedilateerd ? 
  • Inschatting vullingsstatus: argumenten voor verhoogde drukken in linker ventrikel, pulmonale hypertensie, verhoogde druk in het rechter atrium (stuwing van de vena cava inferior),... ?
  • Evaluatie van structurele hartafwijkingen zoals kleplijden, congenitale afwijkingen
  • Beschrijving van het myocard : normotroof versus hypertroof, eventuele LV dilatatie, regionale contractiliteitstoornissen, …
  • Rechter ventrikel (RV) functie

In functie van de bevindingen van de basisonderzoeken, zal de cardioloog meestal bijkomende onderzoeken plannen. Op basis van het echocardiografisch beeld (HFrEF versus HFpEF, gedilateerde versus hypertrofe cardiomyopathie,...) wordt dan een aanvullend diagnostisch bilan gedaan.

Volgende onderzoeken kunnen nuttig zijn :

Coronarografie of CT coronairen
  • Uitsluiten van belangrijke coronaire stenoses als oorzaak van de myocarddysfunctie. 
  • Altijd te doen bij klachten verdacht voor angina pectoris en/of bij tekens van cardiale ischemie op ECG. 
  • Altijd te doen bij HFmrEF of HFrEF bij verhoogd risico op coronair lijden. 
  • CT coronarografie kan een alternatief zijn voor jongere patiënten met een laag cardiovasculair risicoprofiel.
  • Tijdens een hartkatheterisatie worden soms bijkomende intracardiale drukmetingen gedaan. Een verhoogde einddiastolische druk in het linker ventrikel kan een argument zijn om de hartfalen therapie nog te intensifiëren. 
Rechter hartkatheterisatie
  •  Via veneuze access (vena jugularis interna, vena subclavia of vena femoralis) wordt de hemodynamische toestand geëvalueerd.
  • Invasieve meting van de druk in : 
    • arteria pulmonalis : pulmonale hypertensie (mean druk > 20 mmHg)?
    • pulmonale capillaire wiggedruk (PCWP): indien verhoogd (> 15 mmHg) wijst dit op nog verhoogde druk in het linker hart door hartfalen.
    • rechter ventrikel.
    • rechter atrium: centraal veneus druk (CVD). Normaal (0-5 mmHg).
  • Invasieve meting van het hartdebiet in liter per minuut (thermodilutie methode) of inschatting via de gemengde veneuze zuurstofsaturatie (normaal > 60%).
  • Indicaties: 
    • cardiogene shock.
    • ernstig hartfalen met vermoeden van geavanceerd hartfalen en eventuele nood aan hartvervangende therapie (LVAD of transplantatie).
    • moeilijk in te schatten hemodynamiek met echocardiografie. 
    • nood aan myocardbiopsie. 
MRI scan van het hart
  • Een MRI scan van het hart laat een goede beeldvorming van de structuur en functie van het hart toe. 
  • De beeldvorming is minder afhankelijk van de constitutie van de patiënt (obesitas, COPD,...) dan bij transthoracale echocardiografie. 
  • Bovendien laat een MRI scan een veel betere evaluatie van het myocard toe (opsporing zones van verlittekening, doorgemaakt infarct, inflammatie (myocarditis), stapeling van ijzer of andere eiwitten,...).
  • Indicaties:
    • onvoldoende echogeniciteit bij echocardiografie. 
    • vermoeden van infiltratieve cardiomyopathie (amyloïdose, ziekte van Fabry), ijzerstapeling, myocarditis, sarcoïdose, LV non-compaction CMP. 
    • uitwerking van congenitaal hartlijden
    • hulp bij bepalen van viabiliteit bij ischemisch hartlijden door bepaling van de hoeveelheid myocardiaal littekenweefsel na een hartinfarct. Transmuraal littekenweefsel wijst op de afwezigheid van viabiliteit van het myocard in deze segmenten. 
Holter of event recorder
  • Ambulante registratie van het hartritme gedurende 1 tot 7 dagen. 
  • Ter detectie van onderliggende atriale of ventriculaire aritmieën. 
Biochemische testen ter investigatie naar onderliggende etiologie (op indicatie)
  • Bij vermoeden vitaminedeficiëntie: vitamine B1,...
  • Bij vermoeden ziekte van Cushing : cortisol
  • Bij vermoeden myocarditis of spierziekte : CK en troponine
  • Bij vermoeden reumatologische pathologie: ANF, ANCA, anti-CCP
  • Bij vermoeden: HIV
  • Bij vermoeden ziekte van Fabry: Alfa-galactosidase
  • Bij vermoeden amyloïdose: eiwitelektroforese, immunofixatie en vrije lichte ketens (om AL amyloïdose uit te sluiten).

Urine: 

  • Bij maligne hypertensie: 24 uurs urinecollectie: metanefrines, catecholamines
  • Bij vermoeden amyloïdose: immunofixatie en vrije lichte ketens
Botscintigrafie
  • Indicatie: vermoeden van cardiale ATTR amyloïdose. 

Een Perugini-score graad 2 of 3 is sterk suggestief voor cardiale ATTR amyloïdose.

PET-scan

Indicaties: 

  • Om viabiliteit van het myocard in te schatten voor eventuele revascularisatie.
  • Bij vermoeden actieve cardiale sarcoïdose.
Genetisch onderzoek
  • Als er bij genetisch onderzoek een bekende pathogene mutatie (klasse 4 of 5) gevonden wordt, kan dit de genetische oorzaak van het hartfalen verklaren. Dit laat dan ook toe om familieleden te screenen naar dragerschap van deze mutatie om hun risico op het krijgen van deze cardiomyopathie in te schatten en om het risico op het doorgeven van deze mutatie naar hun kinderen in te schatten. Bij eenzelfde mutatie kan het klinisch verloop en de ernst van de ziekte tussen personen binnen dezelfde familie verschillen. 
  • Een negatief genetisch onderzoek sluit echter een genetische oorzaak niet uit. 
  • Indicaties: 
    • onverklaarde hypertrofe cardiomyopathie. 
    • onverklaarde gedilateerde cardiomyopathie bij een jonge patiënt of een patiënt met een familiaal verhaal van hartfalen, plotse dood, ICD of harttransplantatie op jongere leeftijd.
    • aritmogene cardiomyopathie (ARVC,...).
    • vermoeden van een syndromale aandoening of spierziekte (bijvoorbeeld ziekte van Duchenne of Becker).
    • cardiale ATTR amyloïdose bij opstarten van tafamidis (TTR gen).

Voorafgaand aan  genetisch nazicht wordt patiënt best verwezen naar een raadpleging cardiogenetica zodat correcte counseling kan gebeuren.

Myocardbiopsie
  •  Via veneuze access (vena jugularis interna, vena subclavia of vena femoralis) worden enkele stukjes myocardweefsel genomen voor microscopisch onderzoek en verdere diagnostische kleuringen.
  • Indicaties: 
    • onverklaarde hypertrofe cardiomyopathie en vermoeden van amyloïdose met nog onduidelijke diagnose met niet-invasieve onderzoeken of om via specifieke kleuringen met zekerheid te differentiëren tussen ATTR- en AL-amyloïdose.
    • onverklaarde cardiomyopathie en vermoeden van myocarditis of sarcoïdose met nog onduidelijke diagnose met niet-invasieve onderzoeken.
crossmenu